a154 architecten: “Soms moet je op een steen durven schoppen”
a154 architecten blies vorig jaar 25 kaarsjes uit, proficiat! Nemen jullie ons even mee voor een korte reis door de tijd?
Michael Theyskens: “Ons bureau werd eind jaren ’90 opgericht door Christian en mezelf. Het was toen een logische verderzetting van onze toen al jarenlange vriendschap. Uiteraard wees iedereen er ons op dat je zaken en vriendschap best gescheiden houdt, maar toch besloten we de sprong te wagen. En tot nu toe hebben we ons dat niet beklaagd. Integendeel.”
Christian Overdeput: “Die vriendschap ruilden we trouwens niet simpelweg in voor een zakenrelatie. Ook ‘na de werkuren’ spreken we geregeld af. Onze gedeelde passie voor watersport is daarbij een zegen. Want samen op een surfbord staren naar een weidse zee, helpt om zaken in een breder, juister perspectief te plaatsen.
“Op onze website profileren we ons als ‘surfende ontwerpers’, en dat doen we na al die jaren nog met even veel plezier en passie. Van golfsurfen, suppen tot onze nieuwe dada ‘wingsurfen’ … We blijven glijden, vliegen en waaien over de Noordzee en ver daarbuiten.”
Waar komt de naam vandaan?
Michael Theyskens: “Een van onze eerste gezamenlijke opdrachten was de renovatie van een arbeiderswoning in de Gentse Aaigemstraat 154. Wanneer het niet veel later te koop werd aangeboden, besloten we om er ons kantoor in te vestigen. Een naam hadden we op dat moment nog niet en ‘Theyskens-Overdeput’ sprak weinig tot de verbeelding. Het nieuwe kantooradres was echter een mooi alternatief: a154. Zo stonden we trouwens meteen vooraan in de Gouden Gids. Belangrijk want wie in 1998 een architect zocht, baseerde zich nog niet op Google maar ging ten raadde bij de toen alom gekende gele pagina’s. Meer dan één klant belandde op die manier bij ons kantoor.”
Van de Aaigemstraat verhuisden jullie intussen eerst naar de vlakbij gelegen Distelstraat en daarna naar de loods op hetzelfde terrein. Het woord ‘honkvast’ past bij jullie als het glazen muiltje van Assepoester.
Olivier De Meulemeester: “Het zit inderdaad als gegoten. Sinds 2020 brachten we ons kantoor onder in een ‘verborgen loods’ op hetzelfde perceel als ons vorige kantoor in de Distelstraat in Gent.
“De loods met sheddaken had veel potentieel waar wij als architectenkantoor graag mee aan de slag gingen. Door het creëren van een patio konden we de loods scheiden van de voorbouw zodat kantoor achteraan en de meergezinswoning nu autonoom functioneren. Het nieuwe kantoor kwam op de eerste verdieping en gedeeltelijk op het gelijkvloers van de achterbouw. De overige ruimte op het gelijkvloers werd gereserveerd voor auto- en fietsparkeerplaatsen. Het bestaande sheddak vernieuwden we volledig vernieuwd, het bestaande gabarit werd daarbij behouden.”
Hoe is het bureau intussen geëvolueerd?
Christian Overdeput: “In de beginjaren zaten we met twee aan een klein tafeltje. Intussen groeiden we uit tot een bureau van 15 à 20 man sterk. Een verwezenlijking waar we best fier op zijn. We willen daarbij in de eerste plaats een gezonde en interessante werkomgeving aanbieden aan ons hele team waarin ze zich kunnen uitleven in een brede waaier van intrigerende projecten. Groeien is voor ons geen doel op zich, maar we willen dat wel doen in functie van het afleveren van mooiere of betere projecten.”
“En alhoewel de jaren zeker nog niet beginnen te wegen, denken we intussen ook aan de toekomst. Om de continuïteit te garanderen én ons meteen ook te verrijken met jong, fris bloed. Twee jonge partners vervoegden onlangs ons team. Het zorgt voor een nieuwe dynamiek. Ze brengen schwung, laten steeds nieuwe impulsen op ons los terwijl wij meer vervellen naar een klankbord van ‘oude wijze mannen’ op wiens kennis en ervaring ze kunnen vertrouwen, kunnen bouwen.”
Bekijk enkele projecten van a154 architecten
Wie zijn deze nieuwe partners?
Olivier De Meulemeester: “Ik was hier al een tijdje aan de slag als projectarchitect. En deed dat met passie en overgave. Langzamerhand nam ik ook meer managementtaken op mij en begeleidde steeds meer het voortraject voor nieuwe dossiers. Dit was Michael en Christian niet ontgaan.”
Michael Theyskens: “En hoe loopt dat dan in België? Op een informeel moment raak je plots aan de babbel. Olivier bevestigde zijn aspiratie om meer verantwoordelijkheid op te nemen. Indien mogelijk als partner. Hij raadde daarbij ook Charlotte aan, een architect waarmee het klikte. Zij was elders aan de slag, maar had wellicht ook interesse om een nieuwe stap te zetten.”
“We gingen open en constructief het gesprek aan en lieten het proces organisch groeien. Charlotte werd aangesproken en de denkpistes werden steeds duidelijker, concreter. Beiden besloten zich als partner te engageren en in samenspraak het DNA van ons bureau te omarmen. a154 te laten verder evolueren zodat het hele team de toekomst met vertrouwen tegemoet kan zien. Het was voor iedereen een ‘sprong in het diepe’ maar begin april vorig jaar werd de hele operatie tot ieders tevredenheid afgerond.”
Wat is precies dat DNA van het bureau?
Charlotte Ballière: “We zijn multidisciplinair. Zowel qua projecten als qua medewerkers. In ons bureau werken verschillende profielen met heel diverse competenties. Precies daardoor kunnen we een veelheid aan veelzijdige projecten succesvol opleveren.”
“Die veelzijdigheid blijven we voortdurend aanmoedigen. Creativiteit en afwisseling worden hier enorm gestimuleerd. Eén van onze uitgangspunten is dat we mensen makkelijk het vertrouwen geven. Sommigen vinden dit misschien naïef, maar het legde ons doorheen de jaren geen windeieren. Integendeel. Vertrouwen geeft een team vleugels.”
“Organisatorisch zijn we een vrij ‘agile’ bureau met twee teams die autonoom werken en aangestuurd worden door een teamleader. Bij elke nieuwe projectvraag, bekijken we in eerste instantie welk team hiervoor tijd heeft.”
Olivier De Meulemeester: “Tijdens het ontwerpproces is er voortdurend overleg tussen de partners en het ontwerpteam. Cruciaal daarin is dat niets ‘van bovenaf’ wordt opgelegd. Iedere inbreng is even waardevol, ongeacht van wie die komt. Onze rol daarbij is om met open blik een vogelperspectief te hebben op het project. Om precies die zaken te detecteren die het team zelf niet of te weinig opmerkt – net omdat ze er middenin zitten.”
“Elke maandagvoormiddag zitten we samen met de teammanagers om elk project te overlopen. En te voeden met nieuwe info en inzichten. Opnieuw: zonder daarbij determinerend te zijn. We worden daarin bijgestaan door Isabelle Baes, onze ‘administratief generaal’ en - zoals haar achternaam aangeeft - de échte ‘baas’ van ons bureau.”
“We hechten ook veel belang aan teambuilding. Op donderdagavond drinken we een ‘glas’ met wie er die dag kan/wil. Het is steeds een perfecte gelegenheid om ongedwongen, in een informele, relaxte omgeving zaken te bespreken … Of gewoon te genieten. In die optiek doen we ook twee maal per jaar een teambuilding event.”
Waarin onderscheiden jullie zich? Wat maakt a154 anders dan de anderen?
Michael Theyskens: “Technisch zijn we erg sterk. Maar echt onderscheidend is dat we er een absoluut punt van maken om communicatief en klantgericht uit te blinken. En dit naar alle stakeholders van een bouwproject toe. We streven steeds naar een constructieve dialoog tussen alle betrokkenen. Daar staan we enorm op, bij al onze medewerkers.”
“Iedereen hier is ambassadeur van ons team, onze brand, ons bedrijf. En elk van ons moet de attitude hebben om op ieder moment snel, to-the-point en taalkundig correct elke vraag te beantwoorden. Om waar het nodig is tijd vrij te maken op opportuniteiten of problemen voor onze klanten snel en afdoend op te lossen. We merken dat die ingesteldheid erg geapprecieerd wordt. En dat precies hierdoor mooie, langdurige samenwerkingen ontstaan. Een substantieel deel van onze opdrachten komt via bouwpartners waarmee we in het verleden constructief samenwerkten én van positieve mond-tot-mondreclame van diezelfde partijen.”
Charlotte Ballière: “De nadruk op een snelle, positieve en daadkrachtige communicatie houden we trouwens niet alleen tijdens de ontwerpfase aan, maar ook tijdens de bouwfase. Werfopvolging doen we steeds erg nauwgezet. Belangrijk, want enkel door op je strepen te staan en de garantie te eisen van een correcte uitvoering (en dit meteen ook te controleren), kan je echt aan kwaliteitsbewaking doen.”
“Dat wil echter niet zeggen dat we rigide zijn en met oogkleppen een 100 % uitvoering van het bouwdossier claimen. We zijn ons er perfect van bewust dat de kennis en ervaring van de verschillende aannemers ook na een definitief ontwerp kan ingezet worden om tot nog betere, duurzamere en/of goedkopere alternatieven te komen. Daar staan we zeker voor open. In elk project gaan we continu in dialoog met alle betrokken bouwpartners. Opportuniteiten willen we zeker grijpen, maar die moeten dus wel eerst duidelijk doorgesproken worden en in samenspraak goedgekeurd worden.”
Hoe herkennen we een a154 ontwerp? Is er een typische signatuur?
Christian Overdeput: “Dé ‘Stijl a154’ bestaat niet. Onze ontwerpen onderscheiden zich door een niet-expliciete eigenzinnigheid. Maar zoals de ‘a’ in onze naam aanduidt zijn ze anders, alternatief, afwijkend, afdwalend, apart, avontuurlijk. Gevels kunnen plots dansen, klassieke indelingen worden herdacht. Al onze ontwerpen zijn op maat van de opdrachtgever én de plek waar ze komen. Ze schreeuwen niet om aandacht, maar zijn een gepast gebaar.”
“Een atypische materiaalkeuze, duurzaamheid en een dialoog met de omgeving zijn bouwstenen die vaak terugkeren. We hebben respect voor de Belgische bouwtraditie, maar nemen die niet slaafs over. We zijn gezond koppig, soms moet je tegen een steen durven schoppen.”
“We streven steeds naar een avontuurlijke, duurzame en creatieve architectuur die bijdraagt aan de beleving van wie erin vertoeft. Met absolute meerwaarde, niet in het minst ook voor de omgeving.”
Het woord ‘duurzaamheid’ viel al een paar keer. Hoe vertalen jullie dit in jullie ontwerpen?
Michael Theyskens: “Wie vaak in de zee ligt, denkt letterlijk aan het milieu. Lage energie en duurzaamheid zitten al van bij de start in ons DNA. Net zoals veel van onze collega’s evolueren we van het streven naar een zero-emissie tijdens het gebruik van een gebouw naar een CO2-neutraliteit van het bouwproces. Waarbij we dus ook de uitstoot voor het ontginnen, produceren, vervoeren, afbreken en recycleren … in rekening brengen.”
“In dat opzicht kiezen we bijvoorbeeld voor houtbouw. België heeft hiervoor niet het meest geschikte klimaat, maar het is toch de meest duurzame bouwmethode op dit moment. Indien het correct wordt uitgevoerd, ten minste. Een gedegen opvolging is cruciaal.”
Charlotte Ballière: “Circulair bouwen wordt de volgende stap. Een gebouw moet een magazijn worden van duurzame materialen die garant staan voor een lange levensduur én een flexibel, geoptimaliseerd gebruik. Ze moeten bij afbraak ook makkelijk kunnen worden verwijderd en opnieuw ingezet. BIM kan dit makkelijk en langdurig in kaart brengen. En zo een erg bruikbare tool worden in de circulaire economie.”
“We mogen daar niet stoppen. Moeten als sector toekomstgericht blijven denken. Is ons model rond eigenaarschap bijvoorbeeld nog haalbaar als we de grote problemen van onze wereld willen tackelen? Moeten we niet de transitie naar ‘as a service’ maken? Langzaam sijpelt de idee toch binnen bij mensen dat onze huidige manier van wonen, werken, leven niet langer haalbaar is. En dit besef dat er ‘iets moet veranderen’ is de eerste stap naar effectieve maatschappelijke omwenteling.”
Welke huidige ontwikkelingen zijn een zegen voor de bouwsector?
Olivier De Meulemeester: “De innovaties in de bouwsector volgen elkaar in een razend tempo op. De manier van bouwen evolueerde de laatste jaren gigantisch. Toch voor diegenen die de nieuwigheden omarmen.”
“Iedere vrijdagnamiddag organiseren we voor het hele team een ‘a154 Academy’. Precies om innovaties in onze sector op de voet te volgen. We nodigen interne of externe sprekers uit om aan kennisdeling te doen rond tal van interessante topics. Denk aan circulariteit, zerocarbonisatie, BIM ... Die laatste hebben we intussen volledig omarmd. We bimmen hier elk project. Je bent er onmiddellijk bezig met de essentie. En niet alleen in de ontwerpfase, maar ook achteraf is de foutenmarge een pak lager en win je tijd.”
“In dit opzicht vinden we het trouwens ook heel interessant wanneer medewerkers relevante opleidingen willen volgen. Die kans krijgen ze bij ons ten volle.”
Welke aspecten werken dan weer beperkend? En hoe tackelen jullie die?
Christian Overdeput: “De flow om te komen van een ontwerpvraag tot een gerealiseerd gebouw is de afgelopen jaren steeds complexer geworden. In vergelijking met vroeger moeten we veel meer klippen omzeilen om tot een goed eindresultaat te komen. Wat niet wil zeggen dat het nu slechter of beter is – het is geen kwestie van zwart-wit. Maar er is toch een bezorgdheid dat het niet veel verder moet doorslaan. Het moet werkbaar blijven.”
“Een eerste vaststelling is dat het aantal stakeholders dat zeggenschap heeft over een project exponentieel is gestegen. Het gaat niet alleen over betrokken bouwpartners, maar ook productfabrikanten, overheden die zich steeds vaker opstellen als een soort ‘tweede bouwheer’ en – steeds meer – omwonenden die hun rechten willen vrijwaren … Wat vroeger een dialoog was tussen bouwheer en ontwerper is nu een kakofonie waar wij architecten als een soort dirigent alle instrumenten voortdurend moeten op elkaar proberen afstemmen.”
“Let op: soms / vaak zorgt dit participatiemodel voor een beter resultaat. Maar het is toch een enorme uitbreiding van ons takenpakket. Naast onze job als ontwerper kregen we de lastige taak van mediator zomaar – zonder te vragen – in onze schoot geworpen. Als ‘oudere’ architecten kunnen we ons hier vaak erg druk in maken, maar we merken dat de jongere garde hier minder problemen mee heeft. Ze zijn als het ware al vergroeid met de idee om tientallen partijen samen te brengen en de neuzen in de juiste richting laten wijzen. Toch moeten we er over waken dat dit niet nog veel grotere proporties aanneemt. Te veel inefficiëntie moeten we trachten te vermijden.”
“Want met al die diverse partijen wordt er veel werk voor niets gedaan. Elk gebouw wordt als het ware vijf keer gebouwd, voor dezelfde prijs. Het doel is dus goed, maar het proces is een ramp. Dat zouden we moeten stroomlijnen, leaner maken.”
Charlotte Ballière: “In dit opzicht merken we trouwens dat projectontwikkelaars te vaak worden weggezet als geldwolven die enkel oog hebben voor winstmaximalisatie. Dat vinden wij in de meeste gevallen te kort door de bocht. De meeste ontwikkelaars zijn heus wel mee met de nieuwe tendensen, de nieuwste inzichten. Uiteraard willen ze – zoals de meeste firma’s – winst maken. Maar vaak streven ze daarbij ook naar een mooi, gedragen en duurzaam project. Ironisch genoeg is het vaak een verouderde regelgeving die hen hierin niet ondersteunt. Wijzigingen van stedenbouwkundige voorschriften – nodig om een toekomstgericht bouwtraject te mogen uitvoeren – laten veel te lang op zich wachten (een RUP herschrijven duurt al snel zo’n 6 à 7 jaar). Zodat vaak niet alle ambities die door de ontwerper en de betrokken ontwikkelaar vooraf waren uitgedacht kunnen worden verwezenlijkt.”
“Ook hier zou de lijn tussen privéondernemingen en overheden moeten vereenvoudigen. Zodat er korter en beter op de bal kan worden gespeeld. Het doel moet voor iedere partner hetzelfde zijn; een zo kwaliteitsvol mogelijk project realiseren.”
Hoe zien jullie de toekomst van de sector tegemoet?
Olivier De Meulemeester: “We moeten resoluut streven naar een nieuwe architectuurcultuur én nieuwe bouwcultuur. Met het eerste bedoelen we dat we vanop het maaiveld moeten ontwerpen. Breder nadenken dan enkel het project zelf. Stedelijke ontwikkeling en onderlinge verwevenheid van functies zijn minstens even belangrijk. In onze ontwerpen zetten we steeds de gemeenschap voorop.”
“Wat de nieuwe bouwcultuur betreft, breken we graag een lans voor het ‘bouwteam’. Waar vroeger architect, bouwheer en aannemer met getrokken messen tegenover elkaar stonden, trekken we nu van in de ontwerpfase aan hetzelfde zeel. Door alles samen in voortdurend overleg door te spreken. Het resultaat is (haast altijd) een beter gebouw. Gerealiseerd met minder fouten.”
“Om te concluderen: meer partners zo vroeg mogelijk rond de tafel krijgen is een absolute meerwaarde … Al moeten we er dus blijven over waken dat we niet overdrijven. Hoe meer partijen inspraak willen, hoe kostelijker en onwerkbaar een project wordt. Aan ons architecten om die gulden middenweg te vinden.”
Snel dit artikel gratis lezen?
Maak eenvoudig en gratis een account aan.
-
Lees elke maand een aantal plus-artikels gratis
-
Kies zelf welke artikels je wil lezen
-
Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief