Oplossingen voor luchtdichte raamaansluitingen
In 2019 werd in ongeveer 90% van de nieuwe woningen en appartementen een luchtdichtheidstest uitgevoerd. Sinds 2006 zien we nauwelijks een verbetering van de gemeten luchtdichtheid. Op ruim 10 jaar tijd is de gemiddelde luchtdichtheid er maar met zo’n 11% op vooruit gegaan, terwijl er nog heel wat marge voor verbetering is.
Op vlak van de ramen zelf zijn er weinig problemen. Mits een correcte afregeling van het beslag blijken bijna alle ramen aan de strengste Europese klasse te voldoen (klasse 4, met een lekkage van maximaal 1.89m³/h.m²). Het te kort afzagen van glaslatten blijft een aandachtspunt, maar dat kan eenvoudig gecontroleerd worden. De problemen steken vooral de kop op bij de raamaansluitingen. Een aansluiting luchtdicht afwerken, is veel complexer. Er zijn verschillende opties en er moet aangesloten worden op andermans werk. We zetten de verschillende oplossingen op een rijtje en gaan na welke het meest geschikt zijn om luchtdichte raamaansluitingen te realiseren.
Meten is weten
De luchtdichtheid van een gebouw wordt gemeten met een blowerdoor- of pressurisatietest. Tijdens de test wordt er een folie met een grote ventilator in een deuropening geplaatst. Met die ventilator wordt er op een gecontroleerde manier lucht in de woning geblazen, zodat er een drukverschil tussen de lucht binnen en buiten ontstaat. Omdat de woning uiteraard niet perfect luchtdicht is, lekt de ingeblazen lucht door kieren en spleten terug naar buiten. De ventilator blaast steeds een bepaald debiet naar binnen om het drukverschil constant te houden. Bij een drukverschil van 50Pa wordt gemeten hoeveel kubieke meter lucht er per uur naar binnen geblazen wordt. De test wordt uitgevoerd bij overdruk en onderdruk en het gemiddelde van die twee metingen geeft de luchtlekkage in m³/h bij 50Pa.
n50 of v50?
Uiteraard zullen heel grote gebouwen veel meer lucht verliezen dan kleine gebouwen bij een drukverschil van 50Pa. Om twee resultaten met elkaar te kunnen vergelijken, moet het totale debiet in functie van de grootte van het gebouw bekeken worden. Dit kan op twee manieren: door het debiet te delen door het binnenvolume van het gebouw of door het te delen door de oppervlakte van de gebouwschil. In het eerste geval spreken we over de n50-waarde, in het tweede geval over de v50-waarde. Bij passiefhuizen gebruikt men de n50-waarde, terwijl de EPB-verslaggever net de v50-waarde in de software moet ingeven. Vandaag bedraagt de gemiddelde v50-waarde 3.6 m³/h.m².
Waar zitten de lekken?
Een luchtdichtheidsmeting geeft weer hoeveel lucht er uit een gebouw ontsnapt, maar niet waar dat precies gebeurt. Soms kan je individuele luchtlekken voelen. Ze worden ook al eens met rook opgespoord. Hoeveel lucht er dan precies via elk lek ontsnapt, blijft een onbekende. Uitvoerig onderzoek heeft ons intussen wel geleerd waar de grootste pijnpunten zitten. Er werden heel wat laboratoriumtesten uitgevoerd, evenals herhaalde metingen in woningen waarbij er tussen elke meting bepaalde zaken werden aangepast.
Onbepleisterde wanden staan bovenaan de lijst van luchtlekken. Het lijkt evident, maar vaak zijn delen van technische kokers, bergingen, hoeken van tipgevels, en andere minder voor de hand liggende plaatsen niet bepleisterd. Een tweede belangrijke bron van lekken zijn luchtdichte folies die niet continu zijn, zoals een in overlap geplaatst dampscherm bij een hellend dak. Soms denkt men dat houtskeletbouw per definitie luchtdichter is omdat er heel veel folies gebruikt worden, maar een slecht afgewerkte houtskeletbouw is zonder twijfel minder luchtdicht dan een reguliere woning in snelbouwsteen. Aansluitingen – raamaansluitingen, doorvoeren van leidingen, enzovoort – zijn een derde belangrijke categorie. Zeker bij raamaansluitingen kan de luchtlekkage oplopen door complexe hoeken, raamankers die in de weg zitten en problemen ter hoogte van de vensterbank.
Oplossingen
Een gemiddelde vrijstaande woning heeft al snel zo’n 100 meter aan raamaansluitingen. Lekken ter hoogte van deze aansluitingen hebben dus al snel een grote impact op de totale luchtdichtheid van de woning. De laatste 8 jaar zijn er tientallen testen uitgevoerd om te achterhalen wat de beste oplossingen zijn, zowel bij houtskeletbouw als massiefbouw. We beperken ons hier tot de massiefbouw, maar de resultaten bij houtskeletbouw zijn heel gelijkaardig.
Om verschillende opstellingen te kunnen testen, werd er in het Testcentrum voor Gevelelementen van Universiteit Gent een muur gemetseld met daarin een raam van 1,23 meter breed en 1,48 meter hoog. De opstellingen werden in samenwerking met professionelen uitgevoerd.
In grote lijnen kunnen er drie types afwerking onderscheiden worden:
- er is een houten omkasting tussen het raam en de muur;
- de dagkanten van de raamopening worden uitgepleisterd tot aan het schrijnwerk;
- rond het raam zit een multiplex kader waarmee het raam in de wand bevestigd wordt.
Aan de hand van de resultaten wordt er een onderscheid gemaakt tussen slechte, matige, en goede oplossingen.
- Een goede oplossing is altijd aan te bevelen: zelfs in passiefhuizen zou de lekkage door raamaansluitingen minder dan 5% van de totale lekkage uitmaken.
- De matige oplossingen zijn meestal aanvaardbaar: de lekkage loopt hier evenwel op tot zo’n 15% van de totale lekkage.
- De slechte oplossingen zorgen ervoor dat de gemiddelde luchtdichtheid van het gebouw erop achteruit gaat. Deze zijn dus ronduit af te raden. Naast grote energieverliezen is er ook een behoorlijk risico op vochtproblemen.
Houten omkasting
Er werden 6 opstellingen met een houten omkasting getest (zie tabel 1). Voegen tussen ramen en muren die niet of met rotswol opgevuld worden, zijn helemaal niet luchtdicht en moeten vermeden worden. Een gedeeltelijke opvulling met PU-schuim maakt de aansluiting luchtdichter, maar er zijn nog steeds lekken omdat het schuim niet continu doorloopt van het schrijnwerk naar het luchtdichte pleisterwerk van de muur. Zelfs bij een volledige opvulling van de voeg zijn er nog steeds lekken ter hoogte van de raamankers, omdat het schuim de holte erachter niet volledig opvult. Indien de aansluiting tussen de houten omkasting en het schrijnwerk met een correct gedimensioneerde kitvoeg wordt afgewerkt, ontstaat er wel een perfect luchtdicht geheel. Bij de testen werd steeds een opencellig flexibel PU-schuim gebruikt. Dit laat toe om kleine bewegingen (trillingen, thermische uitzetting) op te vangen zonder dat het schuim loskomt van de ruwbouw. Het garandeert de prestaties op lange termijn.
Pleisterwerk met kitvoeg of stopprofiel
De dagkanten van de raamopening worden vaak uitgepleisterd omdat dit strak oogt. In het labo van de Gentse Universiteit werden 5 raamaansluitingen met een afwerking in pleisterwerk getest. Daaruit blijkt dat luchtdichte oplossingen zeker mogelijk zijn, maar dat pleisterwerk alleen niet voldoende is. Zonder kitvoeg of folie ontstaat er immers een kleine krimpscheur tussen het raam en het pleisterwerk. Enerzijds door het uitdrogen van het natte pleisterwerk, anderzijds door schokken van de vleugel of het uitzetten en krimpen van het raam door temperatuurschommelingen.
Het opkitten van deze voeg zorgt alleen tijdelijk voor een betere luchtdichtheid, want de kitvoeg zal na verloop van tijd degraderen. Een stopprofiel is wel een duurzame oplossing. Het moet in de hoeken wel nauwkeurig in verstek afgesneden worden. Dit geldt ook voor de vensterbank: zonder stopprofiel is er geen duurzame luchtdichte verbinding mogelijk.
Pleisterwerk met folie
Met een luchtdichtingsfolie waarover men kan pleisteren, kunnen ook zeer goede resultaten bereikt worden. Er zijn echter heel wat aandachtspunten. De folie moet perfect geplaatst worden: zelfs kleine fouten zorgen voor grote luchtlekken. De meeste installateurs moesten de test verschillende keren opnieuw doen om tot een aanvaardbaar resultaat te komen. De hoeken vormen een uitdaging. De folie moet er steeds gevouwen worden en daar moet vervolgens kit tussen. De folie moet verder volvlaks op de ruwbouw verkleefd worden. Bij de raamankers zijn meestal bijkomende stukken folie nodig, die zorgvuldig gekleefd moeten worden. Ter hoogte van de vensterbank kan men de bovenzijde van de ruwbouw best cementeren om daarop de luchtdichte folie te verkleven. Zo ontstaat er een vlakke ondergrond voor de folie, en vormen folie, cementering en bepleistering samen een continue oplossing onder de vensterbank. De resultaten in de tabel gelden alleen bij een perfecte uitvoering.
Multiplex kader
Een derde techniek, die heel vaak in passiefhuizen toegepast wordt, is het aanbrengen van een multiplex kader rondom het buitenschrijnwerk. De luchtdichtheid van de aansluiting wordt verzekerd door een kitvoeg tussen het kader en de muur. De bevestiging van het raam gebeurt hier niet met traditionele doken, maar rechtstreeks door het multiplex in de dragende wanden (eventueel met zwaardere ankers onderaan). Nadien kan het pleisterwerk of een andere afwerking doorgetrokken worden tot op het multiplex kader zodat ook daar een luchtdichte aansluiting ontstaat. Als de luchtdichte pleisterlaag op de wand tot over het multiplex doorloopt, ontstaat er op deze manier een bijzonder luchtdicht geheel. Om dit te realiseren, voorziet men best een folie.
Enkele aandachtspunten
1 folie voor lucht- én waterdichtheid?
Bij gevels met open voegen komt er meer water in de spouw terecht. Een waterdichtingsfolie rond de ramen is dan aangeraden. De aanwezigheid van waterdichte folie aan de buitenzijde laat echter niet toe om de luchtdichtheid aan de binnenzijde achterwege te laten. Een waterdichtingsfolie onderaan het raam brengt dan vaak meer risico’s met zich mee dan dat hij nut heeft. Als er toch water infiltreert, komt het op de folie terecht, waar het naar binnen geleid wordt en vaak in de chape terechtkomt. Zonder afzonderlijke luchtdichting is er bovendien geen drukegalisatie meer. Regendruppels lopen over de waterdichte folie terwijl er op dezelfde plek een groot drukverschil is dat water naar binnen wil stuwen. EPDM moet ook perfect geplaatst worden en dat is geen sinecure. Het is een moeizaam en tijdrovend karwij dat veel handigheid vereist. In de praktijk blijkt waterdichte folie aan de buitenzijde zelden luchtdicht te zijn.
Condens
De binnenzijde luchtdicht maken, is ook van belang om condens te vermijden. Zo verhinder je dat vochtige lucht door spleten tot tegen de waterdichting komt. Hoewel er in de markt veel discussie is over de dampdichtheid van folies rond ramen is dit niet relevant. Diffusie is niet zo’n groot probleem: de oppervlakken en vochtfluxen zijn verwaarloosbaar. Vochtige lucht kan gemakkelijk meer dan 1000 keer zoveel vocht transporteren als diffusie. Condens vermijden is dus de eerste prioriteit.
Eens luchtdicht altijd luchtdicht!
Laboratoriumtesten met kunstmatige veroudering tonen geen significante impact op de luchtdichtheid van aansluitingen aan. Ook in de praktijk zien we bij gebouwen geen systematische toename van luchtlekkage over de tijd. De eerste maanden is er vaak wel een stijging, maar meestal door initiële vervormingen of de installatie van meubilair, kaders, en dergelijke meer. Ook in onderzoek uit onder andere Scandinavische landen en Canada is er geen enkele aanwijzing dat de luchtdichtheid na verloop van tijd afneemt.
Samenvattend kunnen we meegeven dat er verschillende goede oplossingen zijn om een raam luchtdicht te plaatsen. Zowel bij een houten omkasting, het uitpleisteren van de dagkanten en het gebruik van een multiplex kader kan de aansluiting zeer luchtdicht afgewerkt worden. Voldoende zorg en aandacht zijn steeds cruciaal. Een pleisterstop die zorgvuldig geplaatst en afgekit wordt, is eenvoudig, goedkoop, duurzaam en performant. Ook folies geven goede resultaten als ze perfect geplaatst worden.
Snel dit artikel gratis lezen?
Maak eenvoudig en gratis een account aan.
-
Lees elke maand een aantal plus-artikels gratis
-
Kies zelf welke artikels je wil lezen
-
Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief